In kort bestek wordt op deze pagina ingegaan op de geschiedenis van de tango.
Tekst en samenstelling: Arjan Sikking, 2013
Proloog
Argentinië is een immigratieland. Tussen 1860 en 1930 neemt het inwonersaantal toe van 1,5 miljoen naar 12 miljoen. Deze massieve immigratie komt vooral van Spanjaarden en Italianen uit de arme streken van hun land. Maar ook eenvoudige immigranten uit vele andere Europese landen, allemaal landen met oude culturen, gaan aan boord naar het beloofde land.
Door de industriële revolutie komt een eind aan de wereld van de gaucho, de cowboy van Zuid-Amerika. Zijn wereld met zijn levensfilosofie verdwijnt. Hij zoekt onderdak in de buitenwijken van Buenos Aires en Montevideo.
Deze buitenwijken worden stedelijke gebieden, een broeinest van nationale en regionale culturen.
In dit onbekend avontuur, met de ongewone spraakverwarring, kennis en gewoontes, bloeit een onverwachte samenleving op met ongewone gebruiken en kunst, en hierin klinkt tango en wordt deze gedroomd, gedanst en gezongen.
De vermenging van zovele muziekstijlen heeft een klank die daarvoor eigenlijk al te horen was in het geroezemoes in de winkels, het geklik van schoenen, de kreten van de kaartspelers, de roep van kooplui, de keelklanken van twee compadres als ze hun duel uitvechten. Kortom, het leven in de steden aan de Rio de la Plata.
Begin twintigste eeuw vertolkt de tango bij uitstek de nationale gevoelens van de porteño (stedeling) in die tijd, omdat hij echt uit Buenos Aires zelf komt. Al die immigranten hebben wel iets bijgedragen.
Gauchos
Prille Tango
Tussen 1895 en 1900 wordt de tango als een duidelijke muzikale kunst geboren met vier composities:
- El Talar – 1895 door Aragón
- El Entreriano – 1897 door Mendizábal
- Don Juan – 1897 door Ponzio
- El Sargento Cabral – 1899 door Campoamor
Het zwarte element (habanera en milonga) verdwijnt bijna geheel uit de tango, in tango-instrumentatie zijn er geen drums of ander slagwerk. Wel zit er nog een houten paneeltje op de bandoneón.
De eerste groepjes muzikanten uit de buitenwijken en achterbuurten van Buenos Aires zijn vaak trio’s. De ritmische begeleiding van de tango wordt op de laagste snaren van de gitaar gespeeld, net als bij de milonga en de Cubaanse habanera. De viool zorgt voor de melodieën, opgeluisterd door de fluit. Deze harmonieën zijn geïnspireerd op oude Italiaanse en Spaanse muziekvoorbeelden.
Bandoneón
Na een sluimerend bestaan van 30 jaar in Argentinië doet de bandoneón begin 20e eeuw zijn intrede in de tango. In het lied Bandoneón Arrabalero (Bandoneón van de Achterbuurt) van Pascual Contursi (tekst) wordt op gevoelvolle wijze duidelijk gemaakt welke rol voor de bandoneón is weggelegd; hij wordt de stem van de tango.
In de video laat Carel Kraayenhof horen hoe Bandoneón Arabalero klinkt in muziek vertaald. Hij speelt in een zeer speciale locatie, namelijk de oude fabrieken in Duitsland, waar de bandoneóns vroeger werden gemaakt.
Het Orquesta Típica (in eerste instantie nog met de aanduiding Criolla – inheems), bestaande uit bandoneón, viool, gitaar en fluit, wordt de basis van de evolutie in de tango.
De intrede van de bandoneón verandert in korte tijd de hele esthetica, gevoel en bestemming van de orkestrale tango, zijn betoverend geluid en zijn bespelers worden spoedig de sterren van de tango-shows.
Omdat de toenmalige bandoneónisten hun instrument alleen maar elementair beheersen, spelen zij de snelle vrolijke ‘staccato’-melodieën van de tango langzamer dan tot nog toe. Dit beïnvloedt het karakter van de tango: het habanera-ritme wordt steeds langzamer gespeeld, tot er een 4/8e maat ontstaat, waarin iedere achtste noot even sterk benadrukt wordt. Deze verandering, te danken aan violist, componist en orkestleider Francisco Canaro, verleent de tango een strakker en regelmatiger ritmisch karakter.
Bandoneón Arrabalero – Carel Kraayenhof
Ontstaan Tangodans
De drie belangrijkste elementen die bijdragen aan het ontstaan van de tangodans zijn:
- de habanera
- de candombe
- de milonga
De habanera ontwikkelt zich begin 19e eeuw in Cuba, en komt voort uit de Spaanse contradans. Het is een parendans en een liedvorm. Halverwege de 19e eeuw komt de habanera aan in het gebied van de Río de la Plata.
De candombe is het zwarte muzikale element: sterk ritmisch en geaard. Hij wordt gedanst door de negers, vooral tijdens de carnavalsoptochten.
De milonga is gestructureerd in een muzikale sequens van acht 2/4 maten, met kwijnende en klagende toon. De milonga is van de compadres, maar opnieuw bewerkt. Compadres zijn Argentijnen van de tweede en oudere generatie met hun eigen muziekcultuur uit Spanje.
Volgens woordenboeken uit die tijd wordt deze dans alleen beoefend door mensen van lage komaf.
De dansvormen versmelten. In de oude huurkazernes, onder één dak met de negers, hebben de compadres niet hun voorvader – de gaucho van het platteland – als voorbeeld, maar de neger met zijn Afrikaanse ritmes.
Het ritme van de milonga versnelt daardoor. Twee culturele vormen versmelten. Deze stedelijke variant wordt veel sneller, levendiger en met sterke accenten gespeeld en ook zo gedanst.
Deze nieuwe generatie van blanken en mulatten wordt op alle dansfeesten herkend aan haar gedrag, haar smaak, kleding en provocerende, swingende manier van lopen.
Een oude beschrijving van de habanera-dansers geeft een idee van de dans in die tijd.
De milonguero’s (dat zijn de dansers, AS) worden herkend aan hun cadans en agressieve wijze van dansen. Zonder uit de maat te raken, vasthoudend aan hun eigen improvisatie met zijn ingewikkelde en moeilijk lopende figuren, neemt de man zijn partner bij de taille en leidt haar zigzaggend of in strakke lijn, op zoek naar het onvoorspelbare.
Terwijl hij de dans, zonder te breken, met recht lijf danst, stopt hij plotseling om zijn improvisatiekunsten te laten zien. Zo komt de corte tot stand, een demonstratie van virtuositeit.
Zij, de danspartner, wordt meegesleurd door de opwellingen die bij hem onder het dansen opkomen, en ze moet erg oppassen om niet uit de maat te raken. De danseressen ontplooien de gave om de ontwikkeling van de beweging te raden, terwijl zij naar voren worden geleid, heen en weer worden geschud, op het dijbeen van de man worden gezadeld, of naar achteren worden gebogen.
Gauchos
Oude tango / Jorge Firpo & Aurora Lubiz
Improvisatie
Een van de belangrijkste vernieuwingen van de milonguero’s is dat de vastgestelde figuren en passen niet geaccepteerd worden: hun originaliteit berust op de vaardigheid van de man om met zijn rechterarm de koers aan te geven die in de improvisatie gevolgd moet worden, en op het intuïtieve gevoel van de vrouw deze te raden.
De dansers van die tijd kennen de andere dansen zoals de chotis, de polka, de Franse gavotte, de Andalusische tango en de Cubaanse habanera, en zij kennen de figuren die bij deze dansen horen. De dansers gebruiken figuren van andere dansen, maar houden vast aan de omhelzing om daarmee de improvisatie aan te geven.
“Dan, terwijl zij de tango – ook een tweekwartsmaat – aan het dansen zijn, onderbreken ze plotseling hun gang en verrichten een soort wonder door die figuren in te passen. Zonder de omhelzing te verbreken, plaatsen ze hun benen net genoeg uit elkaar om een giro of een ocho uit te voeren, figuren die bij die andere dansen worden uitgevoerd met de lichamen volledig van elkaar gescheiden waarbij alleen de handen nog contact houden.”
In de begin periode, in de tijd van de trio’s en de lichtere instrumenten – gitaar, viool, fluit -, danst men lichtvoetiger, met plezier, en volks.
De muzikanten volgen vaak de wensen van de dansers in die tijd.
Een kort voorbeeld van de oude tangodans (en ook het enige dat bestaat) is van de legendarische El Cachafaz (het masker) uit de eerste Argentijnse geluidsfilm Tango, uit 1933. Hij is in de jaren ’10 al een professioneel danser, hij overlijdt in 1942.
Cachafáz & Carmencita
Gezongen tango – Gardel
De eerste gezongen tango, als zodanig gezien, is het lied Mi Noche Triste (Mijn Trieste Nacht) van Pascual Contursi en gezongen door Carlos Gardel. Maar gezongen werd er natuurlijk ook al vóór die tijd, ook op tango’s.
De teksten in de vroege dagen, die van het gewone volk, zijn plat en grof, en kunnen niet door de beugel, zeker niet bij muziekuitgevers.
De verpersoonlijking van de gezongen tango is het idool Carlos Gardel. Wanneer hij in 1917 op het toneel verschijnt en de gitaristen over de hoofden van de honderden aanwezigen het intro van Mi Noche Triste laten klinken, ontstaat er een doodse stilte. Wanneer Gardel begint te zingen komt het verkeer tot stilstand in de Calle Corrientes, de lange, belangrijke straat in Buenos Aires die nooit slaapt.
In het lied bezingt Gardel zijn trieste nacht. Zijn vrouw heeft hem laten zitten in de beste tijd van zijn leven, hoewel zij wist dat hij van haar hield. Hij bedrinkt zich om te vergeten. In zijn kamer staan herinneringen aan haar.
– “En de spiegel is beslagen, alsof ze heeft gehuild om de afwezigheid van jouw liefde”.
Als hij gaat slapen laat hij de deur open, zijn gitaar hangt nog in de kast.
– “En ook de lamp in onze kamer heeft je afwezigheid gevoeld, ze wilde mijn trieste nacht niet meer verlichten”.
Gardel creëert de tango geheel met de kleur van zijn stem, de intenties, het hart, de accenten en de nuances. Hij groeit in korte tijd uit tot dé vertolker van het tangolied, met zijn excellente stem, zijn gevoeligheid en zijn charme.
Een van de belangrijkste thema’s in de tango is de gefrustreerde liefde.
De man of vrouw die in de steek is gelaten vertelt waarom hij of zij in een liefdeloze situatie terecht is gekomen.
In Tomo y Obligo (ik drink en ik verplicht u te drinken), een tango over een harde, sterke man, wordt gezegd:
“Een echte man mag niet huilen…”
maar dit is pure opschepperij, want hij huilt wel.
Het paradoxale is dat de mannen in de tango wel huilen. In de tango is er de mogelijkheid tot tederheid, de zwakte treedt op als tegenwicht van de kracht, er is de mogelijkheid tot hartstocht en vooral de mogelijkheid om deze te laten zien en te erkennen dat wij allemaal mensen zijn die zich kunnen vergissen.
Carlos Gardel komt op 45-jarige leeftijd om bij een vliegtuigongeluk in 1935. Volgens velen sterft die dag de tango.
Carlos Gardel – Tomo y Obligo
Aankomst van overleden Gardel in Buenos Aires
Sexteto típico
De orkesten, die een internationaal gemengd dansmuziekrepertoire spelen, worden geleidelijk verdrongen uit de cafés van de hoofdstad door de specifieke tango-ensembles. De tango begint het centrum te veroveren en wordt steeds professioneler.
Een van de belangrijkste vernieuwers is de man die in 1917 La Cumparsita zal arrangeren, de pianist Roberto Firpo. De piano doet door hem definitief zijn intrede. De stijl van Roberto Firpo is melodieus van aard en rijk aan dynamische contrasten. In zijn arrangementen smelten de afzonderlijke stemmen samen tot één orkestklank, waarbij de toekomstige taken van de verschillende instrumenten zich al aftekenen:
- de piano geeft leiding aan het geheel en zorgt voor de ritmische basis;
- de bandoneón staat op de voorgrond en speelt meestal het belangrijkste thema;
- de viool als tweede stem vult dit thema aan en versterkt het.
Het probleem van een overheersende piano tijdens platenopnames wordt door Francisco Canaro (een ander belangrijk vernieuwer) opgelost door uitbreiding van het trio met een tweede bandoneón en viool. Verder brengt hij de contrabas in als versterking voor de ritmische basis.
Contrabassist Leopoldo Thompson ontwikkelt de manier waarop de contrabas in de tango wordt ingezet. Hij verdubbelt de baslijn van de piano en ontwikkelt de ‘golpe canyengue’: de bassist slaat met het houten gedeelte van zijn strijkstok op de snaren.
Het sexteto típico is compleet en zal voor meer dan twintig jaar bepalend zijn.
Julio De Caro is de belangrijkste man van de vernieuwing en het arrangement. In de tango spreekt men van de periode vóór Julio de Caro en ná Julio de Caro. Onder ander de grote Maestro Osvaldo Pugliese is sterk door hem geïnspireerd.
Julio de Caro
Muziek en dans
Om aan de akoestische eisen van de reusachtige danszalen te voldoen worden de tango-ensembles vergroot. Het vroegere sexteto típico wordt het orquesta típica, dat voortaan bestaat uit vier of vijf bandoneóns, meerdere violen, een altviool, een cello, een piano en een contrabas.
Deze nieuwe bezetting maakt ook nieuwe vormen van muzikale uitwerking mogelijk. In de tango worden, net zoals in de jazz, vaak dezelfde melodieën gebruikt. Om stilistisch en muzikaal herkenbaar te blijven (dat is onderscheidend, er was natuurlijk ook competitie tussen de orkesten) komt het erop aan hoe deze melodieën gearrangeerd worden.
Aníbal Troilo
Dansers keren terug
Een nieuwe tak aan de boom kondigt zich in 1934 aan wanneer Juan d’Arienzo met zijn orkest debuteert in het cabaret Chantecler.
Kenmerkend voor deze Rey del Compas – Koning van de Maat, zoals hij wordt genoemd, zijn het pittige tempo, het ritmisch spel van zijn pianist Rodolfo Biagi en de staccatopassages van de melodie-instrumenten.
Het repertoire van d’Arienzo bestaat uit composities uit de vroegere tijd, die geschikt zijn voor de traditionele stijl van dit orkest. Zijn muziek slaagt er in opnieuw de belangstelling van het publiek voor de tangodans te wekken, en geeft daarmee een nieuwe, zeer belangrijke, impuls aan de tango.
Juan d’Arienzo
Zanger in orkest
Meester bandoneónist Aníbal Troilo, bekend om zijn fluwelige klank, de technische virtuositeit en de fraseerkunst, neemt begin jaren veertig de zanger Fiorentino op in zijn orkest, hij wordt een ‘extra instrument’. Tot dan zijn de tango’s instrumentaal of is de rol van zanger beperkt tot refreinzang.
Lange tijd is het in de tango gebruikelijk geweest dat de zang, net zoals in de landelijke folklore, alleen op de gitaar begeleid wordt. Troilo breekt met deze traditie en neemt de zanger Fiorentino in zijn ensemble op.
Osvaldo Pugliese
De pianist, componist, orkestleider en muziekvakbondsactivist Osvaldo Pugliese geldt als een van de wegbereiders voor de moderne tango; zijn composities zijn bepalend voor meerdere stijlen (etappes) van de tangomuziek.
Kort na het overlijden van de maestro schreef Carel Kraayenhof een informatief en persoonlijk artikel over Osvaldo Pugliese.
De geliefde Osvaldo Pugliese
Tekst in tango
Een beroemd tekstschrijver is Homero Expósito. Hij is intelligent, avontuurlijk en zo omstreden dat het op straat tot vechtpartijen leidt. Maar hij is ook ongeëvenaard.
Onderstaand een voorbeeld uit Naranjo en Flor (Bloeiende sinaasappelboom).
Eerst moet je leren lijden, dan liefhebben, dan vertrekken
en tenslotte gedachteloos doorlopen.
De geuren van een bloeiende sinaasappelboom,
de ijdele liefdesbeloften
die op de wind werden meegevoerd.
Later … ach, wat doet later er toe!
Heel mijn leven is een gisteren
dat in het verleden stilstaat:
eeuwige, oude jeugd die mij zo angstig heeft gemaakt
als een vogeltje in het donker.
Naast het belangrijke thema van de gefrustreerde liefde kom je zowat alles uit het leven tegen in het tangolied.
De vergankelijkheid van het leven wordt vaak aan de vrouw gemeten. De vrouw wordt hier als metafoor gebruikt (i.e. voorbeeld in overdrachtelijke zin).
Klik hier voor enkele regels uit: Esta Noche me Emborracho van Enrique Discépolo
Esta noche me emborracho
Dans verandert
Rond de eeuwwisseling volgen de muzikanten nog de dansers, maar door de veranderde tijdsgeest en muziek verandert ook de dans.
Het trio en kwartet worden sextet, en daarna uitgebreid met meer bandoneóns en violen tot het orquesta típica. Hiermee verandert ook de muziek. Het geluid wordt zwaarder, langzamer en meer ineenvloeiend. Het nodigt uit tot een nieuwe kunst van dansen.
Van invloed is ook de veranderde elegantie van de kleding onder invloed van het deelnemen van de middenklasse, zoals het 2- en 3-delig kostuum, de kleding van de vrouwen, de haarstijl.
In het centrum worden grote cabarets en uitgaanscentra voor de bovenlaag geopend. Een groot bal in het Palais de Glace moet de laatste reserves van de middenklasse tegen de tango uit de weg ruimen. Aanstootgevende danspassen uit de beginperiode van de tango, de zgn. cortes en quebradeas, worden vervangen door figuren die eenvoudiger en fatsoenlijker zijn: de salondans is geboren.
De komende beelden laten de elegante tangodans zien zoals die nu al jaren gedanst wordt in de salons. De wezenlijke kenmerken van de tango, de omhelzing en improvisatie, zijn gebleven.
De tangodans is een sociale dans van het volk, bestemd voor iedereen. Het is geen hogere vorm van kunst zoals het ballet, dat bedoeld is om uitgevoerd te worden voor een publiek.
Duizenden mensen hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van de tango. Dit heeft de dans gevrijwaard van een elitair karakter; hij is toegankelijk voor iedereen.
Elegante tango in tangosalon jaren tachtig, Buenos Aires
Tangosalons in Buenos Aires rond de eeuwwisseling
Tango op podium
De tangodans heeft met succes het podium bereikt. In de jaren twintig van de vorige eeuw wordt al gedanst in de cabarets, en ook in de tangosalons worden al jarenlang demonstraties gegeven door de betere dansers.
In de jaren ’80 wordt de eerste grote tango dansshow voor het podium Tango Argentino een feit met Juan Carlos Copes en María Nieves als hoofdpaar. Copes verzorgde bovendien de choreografie van de groepsdansen en een aantal solo dansen.
In Parijs begint de grote zegetocht in 1983.
Op Broadway mondt deze uit in een onafgebroken reeks voorstellingen van meer dan zes maanden. Tot 1992 worden 35 steden aangedaan in Europa, Noord-Amerika en Japan.
Gedanst wordt er sinds een tiental jaren ook bij een orkest: zo heeft het orkest van Osvaldo Pugliese het vaste danspaar Alejandro en Vanina, waarmee ze in 1989 ook naar Nederland komen.
Vanina & Alejandro met Pugliese
Tango op straat
In de jaren ’90 begint men illegale dansfeesten op straat te organiseren op de dag van de tango: 11 december – de geboortedag van Carlos Gardel en Julio De Caro. Onder invloed van het groeiend tangotoerisme organiseert tegenwoordig de stad Buenos Aires zelf straat tangofeesten rond de dag van de tango.
Hiernaast staat een video van een illegaal dansfeest op de dag van de tango in de zeer drukke straat Boedo.
Het duurt meer dan een uur voordat de dienstdoende hoofdcommissaris ter plekke is. Na nog een half uur soebatten moet het feest gestopt worden. Echt aan de tango komen op deze speciale dag doet ook de commissaris niet van harte. Wie weet, ook een tangoliefhebber?
De cirkel is rond, de dansers dansen weer op straat.
Dansen op straat
Astor Piazzolla
Astor woont een deel van zijn jeugd in New York. Op zijn achtste jaar krijgt hij van zijn vader een bandoneón. Maar Astor heeft liever, net als de andere kinderen uit de buurt, rolschaatsen.
Astor wordt vooral gegrepen door de muziek van Bach, die hij probeert over te brengen op de bandoneón.
In 1938, terug in Argentinië, kiest Piazzolla ervoor om professioneel bandoneónist te worden. Aanleiding is een optreden door het tango-orkest van Miguel Caló, dat een zeer diepe indruk op hem maakt.
Hij vertrekt naar de hoofdstad, waar hij hard werkt in de cabarets voor weinig geld. En hij zit iedere nacht in het Germinal te luisteren naar Aníbal Troilo en zijn orkest. Wanneer een van de bandoneónisten ziek wordt mag Astor invallen en blijft hij voor Troilo spelen.
Eigen stijl
Maar Piazzolla is ambitieus en verlaat in 1944 het orkest van Troilo. Hij ontwikkelt een eigen stijl die hij ten gehore brengt met eigen ensembles in de jaren die zullen volgen.
In zijn arrangementen verwerkt de 35-jarige bandoneónist alles wat hij tot dan toe heeft geleerd – van contrapunt via fugatische thema’s tot nieuwe harmonische vormen. Zij klinken echter veel te modern om op de radio of bij dansfeesten aan te slaan.
Astor wint met een compositie een beurs voor het Parijse conservatorium; hij reist af naar Parijs. Daar gaat hij in de leer bij Nadia Boulanger. Na enige tijd adviseert zij hem om uit de muziek van zijn volk iets nieuws, iets prachtigs te maken, en zijn weg te vervolgen in de tango. Daar hoort zij in hem de echte Astor Piazzolla, daarin ligt zijn kracht.
Astor vormt zijn octet door het orquesta típica uit te breiden met een drumstel en elektrische gitaar. De tango nuevo is geboren. Het tangopubliek weet niet wat te beginnen met zijn nieuwe muziek. In 1956 wordt zijn octet ontbonden, en besluit hij zijn vaderland de rug toe te keren.
Europa maakt opnieuw kennis met de tango in de jaren ’70, vooral via Astor Piazzolla.
Astor Piazzolla
De belangrijkste naslagwerken:
El Siglo de Oro del Tango, Horacio Ferrer, ISBN 950-9517-69-0
Tango, Arne Birkenstock & Helena Rüegg, ISBN 90 295 0428 5/NUR 660
Tango – Creation of a Cultural Icon, Jo Bain, ISBN 1-800-842-6796
El Arte del Tango, Horacio Ferrer & Wouter Brave, ISBN 90 8021 28 1 4